De gezondheidscentra van Stichting Boog bieden een zorgprogramma aan voor mensen met COPD. De hulpverleners van het gezondheidscentrum hebben een multidisciplinaire visie ontwikkeld op COPD-zorg en hier een gezamenlijke werkwijze over afgesproken. Iedere hulpverlener voegt daar vanuit de eigen deskundigheid iets aan toe.
Wat is COPD
COPD is een verzamelnaam voor chronische, niet-omkeerbare longaandoeningen. Bekende uitingsvormen van COPD zijn longemfyseem en chronische bronchitis. COPD komt vaker voor bij oudere mensen en bij mensen die veel aan slechte lucht of rook blootgesteld zijn geweest. Gezien de veranderingen in onze bevolking is in de toekomst een groeiende groep COPD-patiënten te verwachten.
Meerwaarde voor de patiënt
Patiënten in ons zorgprogramma voor COPD:
- Hebben meetbaar een hogere mate van welbevinden. Zijn zich meer bewust en maken beter gebruik van hun mogelijkheden (respectievelijk kunnen beter met hun beperkingen omgaan).
- Worden waar mogelijk getraind en begeleid, ter versterking hun conditie en zelfredzaamheid.
- Gaan meetbaar minder snel achteruit en/of hebben minder last van terugval.
Niet alle mensen met COPD zijn als zodanig bekend bij de hulpverlening. Er is sprake van onderdiagnose en hierdoor ook van onderbehandeling. Binnen een zorgprogramma kunnen we, door middel van gerichte controles en een oproepsysteem, sneller patiënten met COPD opsporen.
Meerwaarde voor de zorg
Het gestructureerd met elkaar samenwerken in zorgprogramma’s is in toenemende mate van belang. Dat geldt zowel voor de eerste lijn (huisartsen en aanpalende disciplines) als voor de tweede lijn (ziekenhuizen). In het zorgprogramma voor COPD vindt samenwerking plaats tussen huisartsen, praktijkondersteuners, wijkverpleging, apotheek, fysiotherapie, diëtist, gespecialiseerde verpleegkundigen en longarts.
Het zorgprogramma voor mensen met COPD vergroot de kwaliteit van zorg. Door een meer systematische controle, maar ook door patiënten te leren om hun aandoening en de gevolgen daarvoor beter te onderkennen en ‘onder de knie te krijgen’. Dat gebeurt door adviezen en controles van de arts, door gerichte adviezen op het gebied van medicatiegebruik, maar ook door het veranderen van leef- en eetgewoonten en deelname in bewegingsprogramma’s.